1776 De hoog geleerde heer Everwijnus Wassenberg, Professor ordinaris in de griekse taal aan lands hogeschool en vrouwe Maria Ratelband, kopen op 22-03-1776 een groot blauwpannen dwarshuis met een groot hof, staande en gelegen aan de breedeplaats, bij de ontvanger Theodorus Lambsma cum uxore als huurder bewoond tot 12 mei 1776, het huis bestaande uit een voorhuis met gang, aan de linkerzijde een grote zaal met houten vloer en behangen met goudbehang en een haardsteed met schoorsteen, vier grootte schuiframen, aan de rechterkant nog een fraaie kamer en aan het einde der gang een vermakelijke kelderkamer en daaronder een kelderkeuken van allerhande geriefelijkheden voorzien, vanuit deze keuken komt men in een grootte gewelfde kelder, een grootte bovenkamer met daarnaast nog een kamer met bedsteden, een schoorsteen en nog een meidenkamer met een bedstee, verder een linnen en turfzolder en twee afbeschoten kamertjes, op de binnenplaats een put en een regenwaterbak mandelig met het huis van professor Conradi, evenals de staketten in het hof dat ruim een halve pondemaat groot is en voorzien van vruchtbomen, het hof is voorzien van een moderne kamer met houten vloer en engelse schoorsteen, vier schuiframen en een kas in de tuin, een afgeschoten secreet en een baar, boven een goede turfzolder, voorts met een vrije uitgang in de lijnbaanstraat. Ten Tweede: een zeer keurig ter nering staand huis ten oosten van dit huis, bij Jan Alberts Haarsma cum uxore als huurders bewoond tot 1 mei 1777, dit huis bestaande uit een ruime voorkamer, een gewelfde kelder, een goede en fraaie achterkamer met haardsteed en schoorsteen met een liggende en staande plaat, een spijskamer, een keuken, een meidenkamer, een binnenplaatsje met open put, waterbak en secreet, boven een ruime kamer en achterkamer met turfzolder, beide percelen zijn belast met het onderhoud van straten, wallen, bruggen en pijpen, waterlozinge, riolen, staketten, muren, vensterslag en lantarengeld, aldus de beide percelen op de finale palmslag in combinatie in koop bekomen van de hoog welgeboren freule Juliana Anna Agatha Rixtina van Goslinga te Leeuwarden voor de somma van 1754 gg te betalen in drie termijnen in baar geld en klinkende munt zonder landschaps obligatien op 1 mei en 1 november 1776 en 1 mei 1777. N.B. Deze koop gaat niet door omdat de freule aan Hendrik Minnema belofte van koop had gedaan. Hendrik Minnema wordt na beslissing van het gerecht de eigenaar.