Archieven: Eigenaars

<p>Beschrijving</p>
1920 Jan Annema timmerman curator over Wietske Willem Annema verpleeg in het geneeskundig gesticht voor krankzinnigen te Zupthen, Willem Foppers Annema timmerman te Franeker als gelastigde van Paulus Schuimaker timmerman woonachtig te Peins als toeziend voogd over Wietske Annema verklaren op 17-04-1920 verkocht en in ware eigendom over gedragen te hebben aan Haring Brandsma scheepstimmerman en Hiltje Koopmans echtelieden binnen Franeker, twee burger huizen met werkplaats en erf, staande en gelegen aan de Breedeplaats te Franeker Kad. nr. sectie A 2274 een burgerhuis met werkplaats en erf en Kad. Nr. Sectie A 2275 een huis met erf, het perceel heeft het recht van pad naar en van de lijnbaanstraat langs het bestaande pad en het straatje deel uitmakend van perceel Kad. Nr. Sectie A 2279, voor de somma van fl. 8800,- de koopsom zal moeten worden betaald op 1 mei 1920, de aanvaarding voor eigen gebruik kan geschieden na afloop van het huurcontract op 12 mei 1920, het gekochte gaat over in de staat waarin het zich thans bevindt met zichtbare en verborgen gebreken, heerschende en lijdende erfdienstbaarheden zonder enig verhaal op en over de verkopers in verborgen en afgedekte gebreken, de lusten en belastingen van het verkochte zijn voor rekening van de koper ingaande op 1 januari 1920 jongstleden.
1914 Wietske Annema te Zutphen is op 07-12-1914 eigenaar
1905 Deel van het pand achter waar Cornelis Klootwijk zijn fotoatelier had, brandde in 1905 geheel af waardoor een grote collectie glasnegatieven van Franeker verloren ging.
1896 Verbouw, pand wordt in twee woonhuizen verdeeld
1896 Willem Annema, timmerman
1850 Gemeente Franekeradeel
1826 Grietenij Franekeradeel De manier waarop Franekeradeel in het bezit is gekomen van dit pand is zeer bijzonder. Tijdens de raadsvergadering van 19-8-1823 werd besloten om na te gaan of er niet wederom een soort proevenhuis in Franeker moest komen. De oude dokumenten van het proevenhuis dat in de 17de en 18de eeuw op de Schilbanken stond, werden geraadpleegd. Uit de boekhouding bleek dat Paulus van Ghemmenich, na de oprichting in 1634 hoofdverantwoordelijk, over een periode van ruim dertig jaar de zaak voor meer dan 30.000 goudguldens had opgelicht. Omdat B&W van Franeker de grietman van Franekeradeel en eigenaar van dit pand J.M. van Beijma thoe Kingma als wettelijk erfgenaam van de familie Ghemmenich beschouwde, werd hem gevraagd om dit geld maar even terug te betalen. Dat bleek geen haalbare kaart waarop als compensatie het voormalige Dekemahuis annex woonhuis in 1826 aan Franekeradeel werd geschonken.
1819 J.M. van Bijema thoe Kingma, grietman van Franekeradeel te Zweins
1785 Men laat een ieder weten dat de oud burgemeester Adam Lentz eb dr Everwijn Drabbe advocaat voor het hof van Friesland beide woonachtig tot Franeker in qualiteit als curators over de nagelaten kinderen van wijlen Hendrik Minnema en Titia Ens in tijden echtelieden kooplieden tot Franeker en met decreet van het weledele gerecht te Franeker eerstelijk bij het uitgaan der laatst brandende kaars en daarna het ligten der zegels uit den wasse aan de meest biedende op 25-11-1785 zullen verkopen, ten eerste; een zeer voortreffelijk groot huis met hof, staande en gelegen aan de stadsplaats binnen Franeker wijk TO 109, bij de hoog geleerde heer Theodurus van Kooten professor ordinaris aan lands academie te Franeker cum uxore als huurders bewoond tot 12 mei 1786. Op 27 december 1785 is bij het uitgaan der kaarse de hoogste bieder gebleven Sjoerd Meinerts met de somma van 1525 gg maar op 20 januari 1786 is het hoogste bod van de heer Lamoraal Joachim Johan Rengers zegge 2332,- cg welk bod aanvaard wordt. Ten tweede; een huis cum annexis staande naast het vorige perceel, bij Anna Maria Coenraads de weduwe van Wijlen Johannes Tuinema als huurderse bewoond tot 12 mei 1786, Op 27 december 1785 is bij het uitgaan der laatst brandende kaarse de hoogste bieder B Adama met 201 gg. Op 20 januari 1786 is het hoogste bod van de heer Lamoraal Joachim Johan Rengers zegge 310 gg wat wordt aanvaard door de erfgenamen.
1785 Erven van Hendrik Minnema
1776 De hoog geleerde heer Everwijnus Wassenberg, Professor ordinaris in de griekse taal aan lands hogeschool en vrouwe Maria Ratelband, kopen op 22-03-1776 een groot blauwpannen dwarshuis met een groot hof, staande en gelegen aan de breedeplaats, bij de ontvanger Theodorus Lambsma cum uxore als huurder bewoond tot 12 mei 1776, het huis bestaande uit een voorhuis met gang, aan de linkerzijde een grote zaal met houten vloer en behangen met goudbehang en een haardsteed met schoorsteen, vier grootte schuiframen, aan de rechterkant nog een fraaie kamer en aan het einde der gang een vermakelijke kelderkamer en daaronder een kelderkeuken van allerhande geriefelijkheden voorzien, vanuit deze keuken komt men in een grootte gewelfde kelder, een grootte bovenkamer met daarnaast nog een kamer met bedsteden, een schoorsteen en nog een meidenkamer met een bedstee, verder een linnen en turfzolder en twee afbeschoten kamertjes, op de binnenplaats een put en een regenwaterbak mandelig met het huis van professor Conradi, evenals de staketten in het hof dat ruim een halve pondemaat groot is en voorzien van vruchtbomen, het hof is voorzien van een moderne kamer met houten vloer en engelse schoorsteen, vier schuiframen en een kas in de tuin, een afgeschoten secreet en een baar, boven een goede turfzolder, voorts met een vrije uitgang in de lijnbaanstraat. Ten Tweede: een zeer keurig ter nering staand huis ten oosten van dit huis, bij Jan Alberts Haarsma cum uxore als huurders bewoond tot 1 mei 1777, dit huis bestaande uit een ruime voorkamer, een gewelfde kelder, een goede en fraaie achterkamer met haardsteed en schoorsteen met een liggende en staande plaat, een spijskamer, een keuken, een meidenkamer, een binnenplaatsje met open put, waterbak en secreet, boven een ruime kamer en achterkamer met turfzolder, beide percelen zijn belast met het onderhoud van straten, wallen, bruggen en pijpen, waterlozinge, riolen, staketten, muren, vensterslag en lantarengeld, aldus de beide percelen op de finale palmslag in combinatie in koop bekomen van de hoog welgeboren freule Juliana Anna Agatha Rixtina van Goslinga te Leeuwarden voor de somma van 1754 gg te betalen in drie termijnen in baar geld en klinkende munt zonder landschaps obligatien op 1 mei en 1 november 1776 en 1 mei 1777. N.B. Deze koop gaat niet door omdat de freule aan Hendrik Minnema belofte van koop had gedaan. Hendrik Minnema wordt na beslissing van het gerecht de eigenaar.
1767 Petrus Wielenga mede advocaat voor den Hove van Friesland en ontvanger van de boelgoederen te Leeuwarden, verklaard op 19-04-1767 verkocht en in ware eigendom over gedragen te hebben aan de hoog welgeboren Freule Juliana Anna Agatha Rixtina van Goslinga residerende te Dongjum, een groot blauwpannen dwarshuis met daar achter groot hof, staande en gelegen aan de breedeplaats te Franeker, laatst bewoond bij de heer professor Christiaan de Lille cum uxore voor een bedrag van 175 cg jaarlijks, dit huis bestaat uit een voorhuis en gang aan de linker kant, een grote behangen zaal met een houten vloer en schoorsteen met liggende en staande haardplaten, vier kruiskozijnen, aan de rechterkant een goede kamer, kelderkamers met schoorsteen, boven een houten vloer en bedstee en een klein zijvertrekje, onder drie kamers, een kelder, een keuken met een grote schoorsteen en staande en liggende haardplaten, vuur en watersteen met pomp, tinkast en spijskamerkast staande in een grote gewelfde kelder, een grote bovenkamer met een houten vloer en schoorsteen met staande en liggende platen, daarnaast een kamer met houten vloer, bedstee en schoorsteen, een meidenkamertje met bedstee, een linnen en turfzolder met kleerstokken, twee afgeschoten kamertjes het ene voorzien van een bedstee, kast en venster, in het portaal een grote kast in de muur, op de plaats een put en regenwaterbak met het huis van de heer professor Conradi mandelig alsmede de houten staketten in het hof waarvan de palen staan in deze tuin die ongeveer een halve pondemaat groot is en voorzien van schone vruchtbomen en een uitgang in de lijnbaansteeg, in het hof een grote moderne collegekamer met engelse schoorsteen, liggende en staande platen, houten vloer, schuiframen en een kast tegen de muur, een afgeschoten secreet, gaande met een deur naar een schone turfzolder, alsmede een klein huisje thans bij de timmerman Bart Johannes cum uxore als huurders bewoond en gebruikt tot 12 mei 1768 voor de somma van 40 cg jaarlijks, bestaande uit een voorhuis, gewelfde kelder, kamer met stenen vloer, schoorsteen met liggende en staande platen, een spijskamer, een klein vertrekje, keukentje en boven de kamers een zolder, een plaats met daarop een secreet, put en waterbak, dit huisje hebbende de lijnbaansteeg oost, vorig perceel zuid en west, straat noord, beide percelen zijn belast met het onderhoud van straten, wallen, bruggen en pijpen, waterlozinge, riolen, staketten en muren, alzo verkocht en overgedragen beide percelen in een koop voor de somma van 1761 gg te betalen in drie termijnen op 1 mei en 1 november 1767 en 1 mei 1768.