1871 Op maandag 2 januari 1871 in het koffiehuis “De Aardappelbeurs ” te Franeker wordt bij openbare veiling door Riemer van Althuis koffiehuishouder en Janke Jans Bakker te Franeker wegens aanhoudelijke ongesteldheid van den eigenaar en zijne vrouw, te koop aangeboden een dubbel woonhuis van ouds gerenommeerde en wel beklante koffiehuis en societeit “De Aardappelbeurs” genaamd zijnde een dubbel woonhuis met bleekveld, wagenhuis, stal en erf staande en gelegen aan de breedeplaats op de hoek van de kerkstraat in wijk TO 111 Kad. Nr. Sectie A 553 en 554, bestaande uit o.a. 4 behangen woonkamers, een keuken, een grote bovenzaal, een grote benedenzaal,ruime zolder, 2 putten, een regenwaterbak, grote schuur en bleek, uit een westelijk deel met bovenverdieping en daar achter gelegen grond, het oostelijk deel met zolder daar boven en achter gelegen grond en een houten schuur, de koper is verplicht de deur aanwezig op de bovenzaal waardoor ingang wordt verkregen tot de zolder van het oostelijk deel dicht te metselen tot genoegen van de koper van het oostelijk deel, de watersteen in het portaaltje tegenover de trap naast de bovenzaal aanwezig op te heffen en weg te nemen en mag hij aan de zijde van het oostelijk deel nimmer enige werken van welke aard dan ook aanleggen, de achterdeur met lichtscheppinge uitkomend op het oostelijk deel weg te nemen en dicht te metselen tot volkomen genoegen van de koper van dit deel, een stek te plaatsen tussen zijn gekochte en het oostelijk deel vanaf de hoek van de oostelijke muur tot aan de westelijke hoek van de aanwezige schuur van het oostelijk deel, het stek zal aan de vereisten volgens plaatselijk gebruik moeten voldoen en tussen de respectievelijk kopers van beide panden massaal in onderhoud zijn en moeten de palen daarvan geplaatst worden aan de westzijde, de muur dienende tot scheiding der beide percelen, blijft eigendom van het westelijk huis, maar moet voor zoverre het oostelijk huis in de lengte en hoogte tot aan het dak strekken en voor gemeenschappelijk kosten en onderhoud, de koper van het westelijk huis heeft geen recht om die muur af te breken en zal voorts de bestaande inbalking en uit ankering ten behoeve van het oostelijk huis moeten gedogen zoals het thans bestaat, als de koper van het oostelijk huis hoger wil doen optrekken zal hij tevens het recht van inbalking en uitankering voor zijn hogere verdieping in de muur hebben zoals de bouwing is aangegeven en zal de lengte van het thans bestaande oostelijk huis en bij verlenging van zijn huis de verdere lengte geheel voor eigen kosten en op zijn eigen grond moeten optrekken met in achtneming der plaatselijke gebruiken, de beide lichtscheppingen in de muur uitziende tegen het dak van het oostelijk pand zal de koper van het westelijk pand zal op verzoek van de koper van het oostelijk pand moeten uitbreken en dicht metselen en zal in de muur geen lichtscheppinge meer mogen maken, de koper van het oostelijk deel zal de deur aanwezig tussen de benedenzaal en de gang van het westelijk deel dicht moeten te metselen, het buffet weg te nemen en ook de opening daaruit dicht te metselen en de muur te bepleisteren, de ramen in de schuur uitziende op het erf van het westelijk deel weg te nemen en dicht te timmeren, mocht hij de schuur willen afbreken zal hij verplicht zijn op de plaats van de west schutting een staketten moeten plaatsen ter afscheiding der erven alles op eigen kosten doch zal het onderhoud van het staketten massaal zijn met de eigenaar van het westelijk deel en de palen moeten geplaatst worden aan de westkant, de koper van het oostelijk deel is gerechtigd zijn huis hoger op te trekken en de balken en ankers volgens de gevorderde bouworde te leggen in de oostelijke muur van het westelijk deel voor zolang het oostelijk huis strekt en de eigenaar van dit deel gerechtigd is om de thans in de muur aanwezige balken en ankers uit te houwen, deze muur is eigendom van de koper van het westelijk deel doch is de koper van het oostelijk deel verplicht de muur mede te onderhouden voor zo verre zijn gebouwde in hoogte tot aan het dak en in de thans bestaande lengte strekkende, de put en waterbak behoort bij het westelijk deel, beide delen hebben een vrije uit en ingang naar de kerkstraat over het erf van de zuidelijke eigenaar terwijl de deur aldaar massaal is met de oostelijke en zuidelijke naastelegers, de kopers van beide onderdelen zullen moeten overnemen de onderstellen, gasleidingen en gas ornamenten in het westelijk deel voor 70 gulden en de onderstellen, gasleidingen en gas ornamenten in het oostelijk deel voor 40 gulden en bij aanvaarden gelijk te betalen, de billarten en toebehoren, de banken, stoelen en tafels, het buffet met pendule en de verdere goederen behorende tot het koffiehuis zullen bij aanvaarding onder toezicht van de verkoper op taxatie over genomen moeten worden, het eerste bod op het westelijk deel wordt gedaan door de koopman Gelke Boskaze met fl. 3028,- en op het oostelijk deel de koopman Willem Mulder met fl. 1350,- beide tot Franeker. Op maandag 16 januari 1871 ten huize van het koffiehuis “De aardappelbeurs” te Franeker wordt het bod op het westelijk deel verhoogd tot fl. 3328,- door Ritske Offes Bottinga woonachtig te Leeuwarden en het bod op het oostelijk deel tot fl. 2000,- door Jan van Althuis kastelein woonachtig tot Midlum maar omdat beide bieders niet aanwezig zijn wordt de veiling uitgesteld tot maandag 30 januari 1871, in de dan gehouden veiling wordt bekend gemaakt dat de heer Jan Ensink handelaar te Franeker beide delen koopt voor de somma van fl.5994,- waarop de heer Jan Ensink verklaard het bod niet voor zichzelf heeft gedaan maar als gemachtigde van Johan Pieters Anema arts wonende te Franeker aan wie bij de finale verkoop de beide delen worden toegewezen.