Willem Taekeles de Schaaf

Willem Taekeles de Schaaf

Algemeen Handelsblad 14 april 1866.
LEEUWARDEN, 11 April. Maandag den 23sten April aanstaande zal voor het prov. geregtshof van Friesland worden
teregtgesteld de persoon van Willem Taeckeles de Schaaf, oud 27 jaren, verwersknecht, geboren te Franeker, wonende te
Sneek, beschuldigd van moedwilligen doodslag, vergezeld van en gevolgd door diefstal, gepleegd bij nacht in een bewoond
huis, door middel van uitwendige braak en inklimming, en gestrekt hebbende om dien diefstal gemakkelijk te maken en
de ontdekking daarvan te voorkomen. Uit de acte van beschuldiging blijkt, dat de beschuldigde reeds bij zijn eerste verhoor
voor den regtercommissaris bij de arrond.regtb. te Sneek heeft bekend , dat hij na 11 uur in den nacht tusschen den 31sten
Jan. En 1 Febr. jl., met het oogmerk om bij Hiltje Visser, wed. Hettinga’, wonende op het Singel te Sneek, in wier huis hij
als verwersnecht meermalen gewerkt had en bekend was, diefstal te plegen, door het daarnaast gelegen, toen onbewoonde
huis van W. R. van Haga, waarvan de ramen konden worden opengeschoven, door den tuin achter dat huis is gegaan, achter
om de schutting, in den tuin van de wed. Hettinga, waarna hij van buiten een vensterruit in de keuken, bestaande uit twee
stukken, heeft uitgesneden, daardoor in de keuken geklommen en naar de kamer gegaan is, waar de vrouw sliep, en waar
een licht brandde, dat op de tafel stond; dat de vrouw toen dadelijk wakker is geworden, de dekens opslaande om overeind
te komen, en hij, uit vrees voor ontdekking van zijn bedrijf, zich bij haar op het bed begeven en pogingen aangewend heeft,
om haar te smoren, hetgeen hem, na ene hevige worsteling, gedurende welke zij een paar malen heeft geschreeuwd en
gegild, is gelukt; dat hij, toen hij geen teeken van leven meer bij haar bespeurde, haar gouden oorijzer heeft genomen uit
het doosje, dat op de bedplank stond, waarmede hij zich heeft verwijderd langs denzelfden weg, waarlangs hij was
gekomen; dat hij, te huis gekomen zijnde, het gestolen oorijzer in den regenwatersbak heeft geworpen, waarna hij te bed
is gegaan en dat de schulden en de op handen zijnde bevalling van zijne vrouw, waarvoor kleederen en linnen noodig
waren, hem tot het voornemen hebben gebragt, om bij de Wed. Hettinga te stelen, waarbij hij echter geenszins het plan,
om haar het leven te benemen, had opgevat , daar hij alleen uit vrees voor ontdekking, toen zij wakker was geworden, haar
het leven heeft benomen. Deze bekentenis wordt “bevestigd èn door den staat, waarin het lijk der verslagene, door de
Heeren Dr. K. Dorama en T. K. Halbertsma is gevonden, volgens wier verklaring zij door verworging het leven heeft
verloren, en door tal van andere in de acte van beschuldiging vermelde bijzonderheden. Er zullen in deze zaak 9 getuigen
worden gehoord, waaronder de beide genoemde geneesheeren. De beschuldigde zal ambtshalve worden verdedigd door
den Heer Mr. S. van Haersma Buma. (bron: www.Delpher.nl