1916 Op maandag 17 januari 1916 in cafe “De Nieuwe Doelen” van de heer de Jong te Franeker wordt in een openbare veiling te koop aangeboden door Anna Catharina Sietske Fontein weduwe van de heer Addick Adrianus Land wonende te Haalem in de Jordenstraat 39, Catharina Eleonora Boudina Fontein weduwe van de heer Johannes Melius Selhorst wonende te Nijmegen Barbarossastraat 66, erfgenamen van wijlen Aaltje Fontein weduwe van de heer Adolph Johannes Cornelis Tellegen, de kopers zullen binnen acht dagen na de finale toewijzing moeten betalen boven de koopprijs de kosten van voorbereiding der verkoop, advertenties, kadastrale stukken, recht van zegel en registratie, overschrijving, salaris van de notaris en de verteringen, het perceel kan in gebruik en genot worden aanvaard op 1 maart 1916, de gaskronen, gaspitten en de spiegels los en vast en verder alle lichamelijke roerende zaken zijn niet bij de koop inbegrepen, de afscheiding tussen plaats en tuin van dit perceel en die van het tegelijk hiermede verkocht geworden naastliggende perceel Kad. Nr. 2220 zal moeten bestaan uit een houten schutting ter hoogte van 1 meter en 80 cm welke bij dat perceel in eigendom em onderhoud zal zijn, de koper van het peceel Kad. Nr. 2220 zal op zijn kosten een afscheiding binnenshuis tussen zijn perceel en perceel Kad. Nr. 2219 moeten maken door het bestaande trapgat bezijden het kantoor tot genoegen van de koper van perceel 2219, door doortrekken van de aanwezige de vloer waardoor het ontstane portaaltje over de trapruimte bij perceel nr. 2219 zal komen, de muren hebbende bij beide percelen zijn massaal in onderhoud, de trap in perceel 2219 lopende over een der kasten in het perceel 2220 zal daar op bestaande voet mogen blijven, de welwaterput liggen in perceel 2219 en 2220 is massaal zo dat elk der percelen het recht hebben door middel van een pijp met pomp daaruit water te trekken, perceel 2219 blijft gerechtigd tot waterlozinge over het terrein van perceel 2220, het eerste bod wordt gedaan door Siebe Riethorst koopman wonende te Franeker met de somma van fl 4703,- die verklaard het bod te hebben gedaan als gelastigde van Friedrich ten Kate hoofd van de openbare school te Franeker, te betalen op 3 april 1916 in een termijn.
Archieven: Eigenaars
1898 Aaltje Fontein weduwe van Adolph Johannes Cornelis Tellegen
1898 Verbouw, middendeel pand wordt bij pand ten oosten getrokken
1864 Verbouw, afbraak deel achterhuis en nieuwbouw
1854 Sietske Jarigsma winkelierse te Franeker weduwe van wijlen Wiebe Jacobus Bruinning verklaard op 09-02-1854 verkocht en in ware eigendom over gedragen te hebben aan Addick Adrianus Land notaris te Franeker, de helft van een huis met tuin en erf staande en gelegen aan de voorstraat te Franeker in de wijk EW 23 Kad. Nr. Sectie A 811, de andere helft reeds in eigendom van de koper, als moeder en voogdes over haar minderjarige kinderen bij wijlen haar man in de echt verwekt, Fetje, Tjalling, Antje en Cornelia Bruining aldus verkocht en over gedragen voor de somma van fl. 1650,- te betalen op 12 mei 1854 in goed gangbare munt.
1849 Sijtske Jarigsma, weduwe van Wijbe Jacobus Bruining, boekhandelaarse
1847 Wijbe Jacobus Bruining, boekhandelaar
1839 Verbouw, pand wordt verbouwd tot zelfstandige woonhuis, zie Voorstraat nr. 45
1839 Op 18 februari 1839 in het logement “Nieuw Botnia” te Franeker wordt in een openbare veiling te koop aangeboden door de heer meester Aemilius Marcellus de Swart procureur wonende te Leeuwarden als gemachtigde van de heer meester Vincentius van Glinstra advocaat wonende te Meppel, de heer meester Epke Roos van Bienema plaatsvervangend rechter in het arrondisements rechtbank te Heerenveen wonende in Huize Heerema onder Oude Schoot, mejuffrouw Martha Kinnema van Bienema, mejuffrouw Sara Susanna van Bienema beide meerderjarig en ongehuwd wonende te Leeuwarden, de heer en meester Lollius Adema officier van justitie bij de rechtbank van eerste aanbreng te Heerenveen in qualiteit als toeziend voogd over Isaac de Swart van Bienema, Frans Hendrik van Bienema en Emilia Wiskje van Bienema minderjarige kinderen van Fokke Bienema en Amalia Wiskje de Swart, de heer David Georg Wijndels verificateur van de registratie in de procincie Friesland wonende te Heerenveen als vader en voogd over zijn minderjarige kinderen Martha en Geertruida Johanna Wijndels bij wijlen zijn echtgenote Johanna Geertruida de Swart in de echt verwekt, Eritia Martha de Swart echtgenote van de heer Ludolph Reinder Fontein steenfabrikant wonende te Franeker, allen voor een 5de deel, een herenhuis met grond staande aan de voorstraat binnen Franeker in de wijk EW 22 zijnde het oostelijk gedeelte van het perceel Kad. Nr. Sectie A 723, door wijlen de heer Isaac de Swart met de dood ontruimt, hebbende als naastelegers de heer Fontein oost, ten zuiden de heer Telting, ten westen het volgende pand en de heer Jan Coopmans, de straat en diept ten noorden, het tweede huis: een herenhuis met tuin en erf staande aan de voorstraat in de wijk EW 23 binnen Franeker Kad. Nr. Sectie A 723, door wijlen de heer Isaac de Swart met de dood ontruimt, tot naastelegers hebbende het vorige perceel oost, ten zuiden de heer Telting, de heer Jan Coopmans west, straat en diept noord, beide percelen behoren tot de nalatenschap van wijlen Isaac de Swart in leven oud burgemeester der stad Franeker en lid van de raad, de aanvaarding van beide percelen kan plaats hebben op 12 mei 1839, beide percelen zijn door een eigenaar gebruikt geweest en verenigd door middel van twee doorgangen, een via de gang van het eerste perceel in de voorkamer van het 1de perceel en een uit dezelfde gang in de achterkamer van het 2de perceel, de kopers moeten de houten kozijnen welke zich in de muren bij de doorgangen bevinden moeten wegnemen evenals de houten schotten om de wand te doen doorlopen en ieder een eigen muur te metselen tot wederzijdse afsluiting, de afschutting van de tuinen zijn kopers verplicht voor gemene rekening te maken en een stek tot hoogte van 2 1/4 nederlandsche el van de grond af gerekend uitgaande van de oosthoek van de achtergevel van het tweede perceel in scheve richting tot op een el van de noordoosthoek van het secreet zodat de notenbomen bij het eerste en tweede perceel komen, de goten om het tweede perceel en de daarbij behorende zijn in onderhoud en ten laste van dit perceel, de koper van het eerste perceel is verplicht het daarlangs lopende water te ontvangen op de wijze zoals thans het geval is, maar de kopers van het 2de perceel kunnen ten alle tijden dit doen beeindigen en zelf het water ontvangen en de goten te verleggen, de verkopers behouden aan zich het zuidelijk deel van de tuin achter het eerste perceel ter lengte van 24 el gerekend vanaf het zuidelijke stek en over de gehele breedte van de tuin, de koper van het 1ste perceel zal op de dag der aanvaarding op taxatie en tegen gelijke betalen moeten overnemen, een vloerkleed, karpet, een paar gordijnen en koperen roeden in de voorkamer, een glazenkast en aanrecht in de keuken staande, een vlaamsch linnengordijn en kloklantaarn op de bovengang, een paar vlaamsche linnen gordijnen, een vloerkleed en karpet in de voor bovenkamer, een tapijt en twee karpetten op de achter bovenkamer, een mangel met rollen op de zolder, de koper van het 2de perceel zal moeten overnemen een paar gordijnen met koperen roeden, een tapijt in de voorkamer, een paar gordijnen en spiegel in de schoorsteen van de achterkamer, een paar gordijnen in de boven voorkamer, de beide percelen worden in de staat waarin zij zich thans bevinden en zo goed en kwaad met lusten en lasten, servituten en gerechtig en mandeligheden daartoe en aan behorende, onderhoud en bewoonbaarheid over gedragen, het eerste bod op het 2de perceel wordt door Gerrit Klimmerboom kastmaker te Franeker geboden fl. 1276,- Op maandag 4 maart 1839 in het logement “Nieuw Botnia” te Franeker wordt het bod nier verhoogt en blijft staan op het bod van Gerrit Klimmerboom verklarende dit te doen voor zijn minderjarige zoon Fokke Klimmerboom kastenmakersknecht te Franeker, te betalen in klinkende en alhier goed gangbare munt zonder voor geld gaande papieren in twee termijnen op 12 mei 1839 en op 12 mei 1840.
1813 Willem Bartele van der Kooi kunstschilder wonende te Franeker verklaard op 03-10-1813 verkocht en in ware eigendom over gedragen te hebben aan Isaac de Swart burgemeester in de gemeente Tzum wonende op Groot Heeremastate te Zweins, een heerenhuis met tuin en erf staande en gelegen aan de voorstraat te Franeker in de wijk EW 22 en 23, bij de verkoper in gebruik tot 12 mei 1714, de hoed en noed wordt geregeld naar inhoud der wet, de losse goederen tot in en aan het verkochte behorende bestaande uit linnenstokken op de zolder, de spiegel in de schoorsteen voor boven, planken en kasten, krukken in de deuren, de roeden en gordijnen, planken en leggers in de bedsteden, de schotelbank, een stookplaat in de keuken, de wijnrekken, het hoenderhok en tuinbank kunnen zonder extra kosten over genomen worden, de beide lamspiegels en tafels in de grote achtekamer zijn niet in de koop inbegrepen, aldus gegeven en in koop ontvangen voor de somma van fl. 4400,- of 9240 francs te betalen in hollandsch geld in alhier grove zilveren munt zonder obligatien of voor geld gaande papieren in drie termijnen op 12 mei 1814, 1815 en 1816.
1814 Verbouw, pand wordt samengevoegd met pand ten oosten tot een geheel
1805 Willem Bartele van der Kooi, lector in de tekenkunst aan lands universiteit en Jetske Haijes echtelieden binnen Franeker kopen op 22-12-1805 een uitmuntend huis en erf, benevens een huis staande aan de oostzijde van dezelfde, staande en gelegen aan de zuidzijde van de voorstraat te Franeker, thans bij de echtelieden kopers als huurders bewoond tot 12 mei 1806, de losse goedere zijnde voorhanden zullen in de koop versmelten, het verkochte moet worden ontvangen zo goed en kwaad groot en klein het is bevoorrecht en belast met gerechtigheden, actien, servituten, profijten en mandeligheden en het onderhoud van staketten en waterlozinge, aldus in koop bekomen van Willem van der Klas, koopman procuratie hebbende van Jan Deketh, lid van de national rekenkamer en Ymkje Witteveen echtelieden wonende te S’Gravenhage voor de somma van 5600 cg te betalen in klinkende munt zonder landschaps obligatien in drie termijnen op 1 mei en 1 november 1806 en 1 mei 1807